
Na de aanloop: onze treinreis naar Emmen, in juli 2005, was er een met hindernissen: op een deel van het traject geen trein, binnen 1 kilometer vanaf de start de eerste lekke band en een erg vol boemeltje met reizigers die vonden dat we niet meer in de trein pasten. De conducteur vond dat dat overigens wel ging. En zo begonnen we gevieren de route in Bourtange: een route die achteraf eigenlijk uit drie delen zou blijken te bestaan: de Noordduitse laagvlakte, de Hanzesteden vol historie en baksteen en de "stranddagen" aan de Oostzee. Daar zouden er het volgend jaar nog meer van komen.
Opmerkenswaardig aan de Noordduitse laagvlakte voor ons waren de Transrapid Versuchsanlage Emsland (TVE) (ik heb wat met treinen), het voorzieningenniveau van fietspaden,


Bremen fascineerde omdat elke periode in de Duitse geschiedenis hier zijn sporen heeft nagelaten, Stade was de eerste plaats met een volledig baksteengothiekgeörienteerde binnenstad, voor ons de gezichtsbepalende uitstraling van een klassieke Hanzestad, het Alte Land is een grote, fraai verzorgde, boomgaard. Hier ook mijn traditionele Koga-panne: het stuur was links plotseling 5 cm lager dan rechts. Tot grote schrik van mijn fietsenhandelaar bij thuiskomst.

Rustig peddelden we daarna verder. Bij Travemünde op de pier de eerste ontmoeting met de Oostzee, een grote bak water zonder getij, en kort daarna waren we in de voormalige DDR.


Wismar bood de leden van het Bosch keldergenootschap een verrassing door een tentoonstelling onder het Raadhuis. En het desolate havenlandschap: de verstilling van industriële archeologie. In Bad Doberan, waar we onze vakantie besloten met enkele stranddagen, vulde Molli thuis vele pagina's in mijn vakantiealbum. En we fietsten nog naar Rostock om onder meer de laatste verblijfplaats van Hugo de Groot en het Hausbaumhaus te bekijken.